Vier dagen in Mongolië door de ogen van blogger Jos.
18 augustus, 07:14. Ons wagonnetje komt met piepende remmen tot stilstand in het eerste plekje van Mongolië: Sukhbataar. We krijgen onze paspoorten terug van een boze man in communisten-uniform die ik overdreven vrolijk groet. We (ik reis met Jelle, een oud-studiegenootje) komen net met de trein vanuit Siberië aan in een hele andere wereld. De vegetatie op het landschap is lager geworden, we hebben eindeloze Taiga-bossen definitief achter ons gelaten. Het gras geeft een gele gloed aan het landschap, waar af en toe een Mongoolse yurt (tent) is opgezet. Een dood normaal ‘hallo’ is niks minder dan “Сайн байна уу”, dus succes daarmee. De taal verraadt het trouwens al: Mongolen horen liever bij Rusland dan bij China.
18 augustus, 18:13. Onze trein stopt op het uit de kluiten gewassen station van Ulaan Bataar (UB). We lopen door de hoge hal, waarde pilaren wel 15 meter hoog rijken. Voor het station ligt, geheel in de Russische traditie, een draconisch plein, dat halfleeg is. Alleen een huizenhoog standbeeld met GhenghisKhan ontbreekt nog (maar die lopen we later tegen het lijf). Er staan enkele verkopers te zwaaien met koopwaar, we kopen niks want we willen snel door met deze zware backpacks. We gaan richting ons couchsurf-vriendinnetje uit Frankrijk: Camille.
De urban sprawl begint bijna direct in Ulaan Bataar: het is een zooitje ongeregeld. Het valtmij gelijk op: Ulaanbataar is een stad die in een hoog tempo de ‘landelijkheid’wilt afschudden. Het ene moment zie je iemand lopen die je voor het plaatje zoop een paard kan hijsen en terwijl je daarover mijmert wordt je bijnaaangereden door een Hummer H2. Wat ik toen nog niet wist is dat elke auto in UBook een Uber is, de bestuurder had het waarschijnlijk niet vreemd gevonden als we na de bijna-aanrijding hadden gevraagd voor een betaalde lift.
Mongoolse kloosters
Na een enigszins rustiger uitziend blok van de stad te bereiken, staan we meteen met onze neus voor een aantal oude authentieke Mongoolse kloosters. Een soort Boeddhistische tempels. Wat Jelle vooral bijbleef was een frappant detail. In een klein boekenhandeltje aldaar kon men niet alleen lectuur over Boeddhistische geschiedenis en gebruiken in Mongolië kopen, maar ook obscure biografieën over Adolf Hitler. Al snel bleek dat deMongolen zich door extremen laten inspireren. Het idee van een puur ras spreekthun erg aan in hun poging zich af te zetten tegen de Chinezen die langzaam maarzeker hun cultuur steeds meer proberen te beïnvloeden. Van onze Franse gastvrouw vernamen wij dat er zelfs een café in Ulaan Bataar bestaat wat van binnen gedecoreerd is met nazi vlaggen en kostumen.
19 augustus, 15:00. Jelle en ik zijn van die Nederlanders die geen rekening houden met het zeer relevante ‘heetste tijdstip van de dag’. Rond die tijd staan wij namelijk te zweten op de trappen die ons moeten leiden naar het Zaisan Memorial. Boven aangekomen kan je goed zien wat een bende Ulaan Bataar is. Als je planoloog bent en je leest dit, neem alsjeblieft de trein richting Enschede en stap pas weeruit in UB: werk zat! Het Memorial zelf is vooral heel bizar: ik wist helemaal niet dat de Mongolen en de Russen samen optrokken tegen de Japanners (wel leuk voor een foto). Vanaf hier kun je een enorme gouden Boeddha zien staan voor een aantal flats, wat een tof contrast is.
’s Avonds hebben we afgesproken met een hele hoop Westerse mensen, allemaal ontmoet via de vrolijke Camille. We kunnen in Nederland wel ingewikkeld doen over Turken en Marokkanen die op een kluitje gaan wonen. Maar die neiging hebben we allemaal. Voor je het weet zit je in een karaoke-bar te babbelen met een mooie Oostenrijkse en voel je ineens heel veel gemeenschappelijkheid. De expat-scene in Mongolië is levendig en hecht: juist omdat Mongolen zo verschillend zijn, zoeken expats elkaar hier graag op.
Nationaal park Terelj
21 augustus, 07:15. Jelle en ik moeten vroeg op: we worden opgehaald door iemand die voor een dag onze gids wil zijn. We gaan op weg naar het nationaal park genaamd Terelj (spreek uit: Tschzierielsj). Hij neemt zijn vrouw (of was het nou zijn zus, niemand die het weet) mee om hem gezelschap te houden. Ze heeft er zin in, maar spreekt geen woord Engels (en wij geen Mongools, dus even goede vrienden). In de auto rammelen de boxen eruit doordat onze chauffeur Westerse rapmuziek draait, maar dat mag de pret niet drukken: we laten UB achter ons en rijden een schitterend landschap in. Boven ons bidden enorme roofvogels.
Onze chauffeur wil overal wel stoppen. Op een redelijk willekeurig moment vraag ik hem dat dan ook. Ik klim naar een kleurrijk altaar, waar ik allerlei willekeurige beeldjes zie liggen. Als ik verder kijk zie ik prachtige Mongoolse paarden. Ik loop erop af en schiet wat foto’s. Dan hoor ik geschreeuw, dus ik maak rechtsomkeer. Maar het geschreeuw houdt niet op. Er staat een man naast zijn tent te zwaaien en het lijkt wel alsof hij wilt dat ik kom. Ik loop erheen en hij heet mij welkom in zijn yurt. Hij is opa. Oma is er ook. Hun kleinkind slaapt op huiden en opa roert inmiddels in een grote pan met een wit-geel goedje. Ik krijg het opgediend en bedenk: dit is paardenmelk. Uiteraard is het niet te zuipen, maar ik hou me sterk.
Dan komt Jelle plompverloren binnen gezet. Jelle ziet er misschien iets minder Hollands uit dan ik, maar is veel langer. Op die manier is het een contrasterende ontmoeting. Ook Jelle krijgt zijn horsemilk. Jelle kan het alleen écht niet aan. Als opa even bij de paarden buiten aan het kijken is, drink ik Jelle’s portie heel snel op. Als wij willen bedanken voor de gastvrijheid worden we teruggeduwd op onze zetel en krijgen we nog een kom: “Drink! Drink!” Ik begin goedergetrouw te sippen, maar Jelle kan het echt niet aan. We moeten opa teleurstellen en bekennen dat paardenmelk niet ons kopje thee is.
Mongolië is wat je verwacht: uitgestrekte landschappen en rondtrekkende paardenfokkers. Maar het is ook wat je niet verwacht: modern, anti-Chinees en een eindeloze stoet Uber chauffeurs die je naar één van de honderden karaoke-bars willen rijden.
Jos Hummelen is geograaf van origine en werkt o.a. voor Eastpackers, een reisorganisatie die het begrip voor landen in Oost-Europa, de Balkan en de Kaukasus wil vergroten. Dat doen ze door uitwisselingen, vrijwilligersprojecten en natuurlijk mooie groepsreizen. Verder heeft Jos een voorliefde voor Afrika, waar hij veel is geweest en ook heeft gewerkt. Ook in Nederland zet hij zich in. Zo is hij bijvoorbeeld betrokken bij de stichting Albinisme in Afrika.